Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], En Hij [17]schold de Schelfzee, zodat zij verdroogde, en Hij deed hen wandelen door [18]de afgronden, [19]als [door] een woestijn. 17. Alzo dat Hij het vloeien van hare golven dee ophouden. Zie dergelijke kracht Gods hfdst.18 vs.16; Jes.50:2; Nah.1:4; Matth.8:26. 18. Versta hier door de afgronden den grond der zee, in welke zij tussen die beide hopen waters, die in de Schelfzee tegenover elkanders als muren overeind stonden, doorgingen; Ex.14:22, en Ex.15:5. 19. Hij wil, zeggen dat de grond van het meer tussen die beide overeindstaande wateren zo hard en droog geweest is, alsof het een dorre woestijn geweest ware.